In den ouderdom van 76 jaar is Zaterdag na een langdurig lijden overleden de heer J. A. Huizinga, in leven meubelfabrikant.
De heer Huizinga trok reeds op jeugdigen leeftijd naar het buitenland om het meubelvak te leeren. Hij was daarvoor in België, Frankrijk, Zwitserland en Duitschland. Na zijn terugkeer begon hij een eigen zaak aanvankelijk aan den Hoornschedijk.
Met groote energie werkte hij aan den bloei van het bedrijf en vrij spoedig was hij genoodzaakt naar grootere ruimte om te zien. Hij kocht een deel van het pand aan den Westersingel, waarin thans nog de zaak, die zich in den loop der jaren een groote bekendheid heeft verworven, is gevestigd. In den loop der jaren breidde het bedrijf zich voortdurend uit, zoodat het tenslotte het geheele perceel in beslag nam.
Nieuwsblad van het Noorden 30 augustus 1937
Onder groote belangstelling werd hedenmiddag op de begraafplaats Esserveld ter aarde besteld het stoffelijk overschot van wijlen den heer J. A. Huizinga, in leven President-Commissaris van de Meubelfabriek „Nederland" J. A. Huizinga N.V. hier ter stede.
Van de velen, die den overledene naar zijn laatste rustplaats begeleidden, noemen we den wethouder van onderwijs, den heer H. Molendijk, directie, commissarissen en personeel van de Meubelfabriek „Nederland", van de Ambachtsschool, het bestuur van de Vereeniging van Industrieelen en Werkbazen tot bevordering van het Ambachtsonderwijs in Groningen, den directeur der school, den heer W. van der Eist, en de leeraren en de heeren A. Brugmans, W. Barghuis en J. Wiers namens de Elevator Maatschappij, waarvan de thans overledene lid van de commissie van prae-advies was.

Ambachtsschool Groningen ca. 1910
De voorzitter van het bestuur der Ambachtsschool, ir. D.H. Botje, herinnerde aan de groote plichtsbetrachting, waarmee de heer Huizinga al die jaren de taak, die hij voor de school op zich had genomen, heeft vervuld, 't Bestuur verliest in hem niet alleen een hard werker, maar ook een goed vriend, een man met breede sociale opvattingen, ook ten aanzien van het onderwijs en alles wat daarmee samenhangt. Het moge de familie tot troost strekken, dat het bestuur van de Ambachtsschool de herinnering aan hem in hooge eere zal houden.
De heer Huizinga, die een uitstekend vakman was, was sedert 1912 bestuurslid van de Ambachsschool. Bij zijn verkiezing wenschte de voorzitter, jhr. mr. D. R. de Marees van Swinderen, de school geluk met zijn benoeming, omdat, zooals hij zei, het niet genoeg gewaardeerd kan worden, dat bekwame vaklieden zich beschikbaar stellen om mede toe te zien en te bewerkstelligen, dat het vakonderwijs zoo degelijk mogelijk wordt gegeven. 'In de vijf-en-twinitg jaren van zijn bestuurslidmaatschan heeft de heer Huizinga zeer veel werk voor de school gedaan. Bij de omzetting van den 3-jarigen cursus van de Ambachtsschool in een 2-jarigen heeft hij zich bij de samenstelling van het leerplan zeer verdienstelijk gemaakt.
De heer Molendijk sprak namens het Gemeentebestuur. De meeste menschen in Groningen hebben, aldus spr., den heer Huizinga gekend als een man, die een bescheiden meubelzaak begon en deze met groote energie en toewijding uitbouwde tot een van de eerste bedrijven van het land en zeker van het Noorden. Men kende hem als den man, die zelf het handwerk had beoefend en daardoor voor den ambachtsman een groot respect had gekregen. En niet alleen respect, maar ook groote liefde vaar het ambacht en het beroep in wijdere beteekenis.
Bij herhaling heeft hij daarvan in daden getuigenis afgelegd. Het zou eigenlijk vanzelfsprekend zijn, dat een man als de thans overledene, zich tot zijn eigen zaak zou hebben beperkt, zijn levensgang had daartoe gemakkelijk kunnen leiden. Dat de heer Huizinga dat niet heeft gedaan, dat hij zich integendeel met volle toewijding aan het publiek belang heeft gegeven is een feit, dat door de stedelijke overheid niet over het hoofd mocht worden gezien.
Voor de nabestaanden moge het een groote troost zijn, te weten, dat zijn leven zoo rijk is geweest, dat hij in de gemeenschap een figuur van beteekenis was en dat hij in veler leven een voorname kracht heeft kunnen zijn. Groningen heeft op dezen dag een waardig burger verloren.
Met den heer Huizinga is een man van groote vakbekwaamheid heengegaan, die zijn uitgebreide kennis steeds in dienst stelde van het algemeen vakbelang in dienst van de veredeling van het ambacht.

De zoon van den overledene, de heer J. Huizinga, dankte voor de bewezen eer. Een aantal bloemstukken, waaronder van directie en commissarissen en ook van het personeel der Meubelfabriek „Nederland" en van het bestuur van de Ambachtsschool, dekte de baar.
Groninger dagblad 31 augustus 1937 / Nieuwsblad van het Noorden 1 september 1937